Verslag van hoe wij belaagd werden door zogenaamde pro-Palestijnse demonstranten

Donderdagavond 17 april reisde ik naar Zalbommel voor een lezing voor Christenen voor Israël. Vlak voor aankomst belde iemand van de organisatie mij dat er een pro-Palestijnse/anti-Israël demonstratie bij de ingang werd gehouden. Nadat ik mijn auto op de parkeerplaats had gezet liepen er al tientallen demonstranten op mij af. Iemand van de organisatie kwam naar mij toe om mij naar binnen te begeleiden en mij te beschermen voor deze mensen. Ze begonnen gelijk al allerlei leuzen te scanderen en mij voor moordenaar uit te maken. Ik werd belaagd en geïntimideerd, maar kon wel gewoon naar binnen lopen.

Daarna kwamen er steeds meer bezoekers, die ook langs deze groep moesten. Er zijn er waarschijnlijk heel wat geweest die weer weg zijn gegaan toen ze deze mensen bij de ingang zagen staan, omdat we uiteindelijk met veel minder mensen dan gewoonlijk waren, ongeveer 50 in plaats van 100. De groep demonstranten buiten groeide tot ook zo’n 50, heb ik me laten vertellen. Het betrof bijna allemaal allochtone mensen, waarschijnlijk meest moslims.

Iedereen die binnen was gekomen voelde zich natuurlijk onprettig en bedreigd. Het toeteren op van die stadiontoeters, scanderen van leuzen en blèren door luidsprekers werd steeds harder. Toen we wilden beginnen met de samenkomst verschenen de demonstranten buiten pal aan de zaal. Deze zaal heeft namelijk een achterwand die vanaf één meter hoogte alleen maar glas heeft, en ook de linkerzijwand (als je naar het podium kijkt) is zo open naar buiten toe. Zowel achter het publiek, als aan de linkerkant van het publiek stonden ze dus met tientallen op de beschreven manier de boel te verstoren, met hun lawaai en hun spandoeken waar bijvoorbeeld op stond ‘christenen voor genocide.’ Hemelsbreed dus slechts twee meter van onze bezoekers vandaan, met alleen maar een glasruit ertussen. Ze hebben om het gebouw heen moeten lopen om deze plekken te bereiken.

De politie was al kort na 19.30 uur aanwezig, maar heeft de demonstranten niet verboden om zo dicht op onze samenkomstzaal te ‘demonstreren’. Wij zijn toch begonnen met zingen, maar onze samenkomst werd grof verstoord door de demonstranten. Het is bij wet verboden een religieuze samenkomst te verstoren. (Artikel 146 Wetboek van Strafrecht: Hij die door het verwekken van wanorde of het maken van gedruis hetzij een geoorloofde openbare samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, hetzij een geoorloofde godsdienstige of levensbeschouwelijke plechtigheid of lijkplechtigheid opzettelijk stoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.”)

Na enkele liederen was ik aan de beurt om mijn lezing te houden, maar toen ik op het podium stapte werd het lawaai nog groter. Ze scandeerden ook door hun luidsprekers en met elkaar: ‘Oscar Lohuis, bloed aan je handen’ en ‘Oscar Lohuis, kindermoordenaar.’ Je begrijpt dat ik niet kon beginnen aan mijn lezing.

Iemand kwam toen het podium op en vroeg of er drie mannen waren die bereid waren om met drie van hen in gesprek te gaan. Er waren enkelen van ons die daartoe bereid waren. Het bleek dat ook de burgemeester inmiddels aanwezig was. Hij had dit voorstel gedaan en daarom die vraag. Ik ben naar de hal gelopen, naar de ingang van het gebouw en toen kwam de burgemeester naar binnen om met mij te praten. Het eerste wat hij tegen mij zei was: ‘Wij zijn hier voor jullie en voor hen.’ Later dacht ik daarover: wie wordt hier door wie bedreigd? Toen heb ik tegen de burgemeester gezegd dat een bijeenkomst als deze volgens de wet niet verstoord mag worden en dat ik vond dat de politie daarop moest handhaven. De burgemeester vond dat we het niet over die boeg moesten gooien, zijn uitleg daarvoor ben ik even vergeten. Toen heb ik hem gevraagd wat zijn doel was van het organiseren van een gesprek tussen vertegenwoordigers van beiden groepen? Ten eerste dacht ik, zijn deze mensen voor rede vatbaar? Zouden ze naar ons willen luisteren? Ten tweede vroeg ik aan hem: ‘Denkt u dat ze daarna dan in alle pais en vree weer zullen vertrekken?’ Ten derde bedacht ik later, wat zou dat gedaan hebben met ons publiek, waarvan velen toch al op hun stoel zaten te rillen, als we ook nog eens enkele van deze agressievelingen hadden binnen gelaten?

Ondertussen gingen de mensen in de zaal door met zingen, wat door de mensen buiten belachelijk werd gemaakt. Na een half uur hebben we besloten om met z’n allen te gaan zitten in het jeugdhonk, wat geen ramen heeft en niet te bereiken is van buitenaf. Daar konden we net allemaal in. Het wonderlijke is dat we toen een dik halfuur hebben gehad waarin we de mensen buiten niet meer hoorden en ik tot de groep heb kunnen spreken. ‘Het lijkt wel alsof we in een schuilkerk zitten’, zei ik tegen de groep.

We lazen met elkaar Psalm 22, over het lijden van David en het lijden van de Messias. Het was immers Witte Donderdag. Daar staat ook ‘honden hebben mij omsingeld, en horde kwaaddoeners heeft mijn omgeven.’ Ik had mij van tevoren al voorgenomen met deze Psalm te beginnen. Was wel enigszins herkenbaar. Na enige overdenking van deze Psalm heb ik ook nog een deel van mijn lezing kunnen geven, zonder dat we gestoord werden.

Toen ik net klaar was hoorden we ineens weer wel al dat lawaai. Om 21.15 uur was gelukkig de eerste beveiliger van het beveiligingsbedrijf van Christenen voor Israël aanwezig. Toen hij zag hoe de situatie was heeft hij gelijk nog twee mensen erbij geroepen, die tegen 22.00 uur er waren. Van de politie waren er buiten acht in uniform en vier in burgerkleding, begreep ik later. De demonstranten werden steeds luidruchtiger en ze hitsten elkaar op, misschien omdat ze wisten dat wij allemaal weer naar buiten moesten komen.

Wij zaten daar als groep toch soort van gegijzeld. Ik vraag me af in hoeverre dit een vorm van vrijheidsberoving is geweest. Niemand van ons kon op dat moment rustig naar buiten lopen om iets uit zijn auto te pakken, of omdat hij of zij weg zou willen gaan, zonder ernstig geïntimideerd, bedreigd en agressief bejegend te worden.

Onze beveiliger heeft toen zich voorgesteld aan de groep en gezegd dat de mensen in groepjes van acht door de beveiligers naar buiten geholpen zouden worden, zodat ze hopelijk veilig hun auto of fiets konden bereiken. Hij waarschuwde dat er erg lelijke dingen tegen hen gezegd zouden worden en dat ze misschien wel bespuugd zouden worden, maar dat ze niet moesten reageren en alles moesten negeren. In de twintig minuten daarna is op die manier de groep naar buiten geleid. Ik heb gehoord dat sommigen inderdaad ook bespuugd zijn.

Ik moest als laatste het gebouw verlaten. Er was nog even koortsachtig overleg over hoe ik het beste zou kunnen vertrekken, wel of niet in mijn eigen auto, wel of niet door de hoofdingang. Uiteindelijk is besloten dat twee beveiligers mij zouden begeleiden naar mijn eigen auto, een voor mij en een achter mij. Mijn auto stond pal achter de schreeuwende menigte, tegenover de ingang. Vlak voordat we naar buiten gingen vroeg ik aan de politieman, die toen ook in de hal achter mij stond, ‘gaat u mij beveiligen?’ Hij gaf geen antwoord. Gewoon geen reactie.

Toen we naar buiten stapten barste het verbale geweld los. Op mij hadden ze staan wachten. Ze gooiden babypoppen met bloedvlekken naar ons toe en andere dingen met zogenaamd bloed erop. De eerste meters hadden we nog vrije doorgang, maar daarna kwamen ze heel dichtbij. In de loop naar mijn auto struikelde ik nog bijna, omdat ik met zoveel mensen om mij heen een stoep niet had kunnen zien. We hebben mijn auto bereikt en stapten met z’n drieën in. Ik deed gelijk de deur op slot.

Daarna hebben ze mijn auto met ons erin volledig omsingeld en belaagd. Er werd op het blik en de ruiten geslagen met hun handen en er werden babypoppen en doeken op de voorruit gegooid. Al snel hoorde ik dat de achterruitenwisser gebroken werd. De beveiliger achterin hielp mij hoe te handelen: ‘Nu heel langzaam achteruit’. Ik moest de mensen met mijn auto wegduwen om een meter te kunnen maken. ‘Nu heel langzaam vooruit.’ Ze bleven overal rondom mijn auto hun woede uiten. Dit allemaal onder het toeziend oog van twaalf politiemensen.

Toen we enkele meters verder waren reed ik met mijn rechtervoorwiel ergens overheen. Later bleek dat iets te zijn waardoor die band lek ging. Pas na anderhalve minuut of zo konden we echt wegrijden omdat er niemand meer pal voor de auto stond. Toen we wegreden was het onderste deel van mijn voorruit bedekt met bebloede babypoppen en doeken. Een paar honderd meter later was mijn rechter voorband al helemaal leeg. Inmiddels waren er wel twee andere auto’s van de beveiligers naast ons komen rijden en waren we weg van de groep ‘demonstranten’.

Even verderop zijn we gestopt op een parkeerplaats. Ikzelf ben toen onmiddellijk overgeplaatst in een auto van de beveiliging, zodat ze mij zo snel mogelijk daar weg konden krijgen. Een politieauto is achter ons aangereden om op te letten of we niet gevolgd zouden worden, tot aan Nieuwegein.

De andere beveiligers hebben op de parkeerplaats gelukkig het rechter voorwiel van mijn auto kunnen vervangen door het reservewiel en konden daarna mijn auto meenemen. Op een parkeerplaats langs de snelweg ergens voorbij Nieuwegein hebben wij op hen gewacht. Daarna ben ik zelf in mijn eigen auto naar huis gereden, met een van de beveiligers tot aan huis achter mij aan.

De dag daarna ontdekte ik dat ook mijn achterband lek is gegaan door wat ze op de weg hebben gelegd en dat ze ook de voorruit van mijn auto hebben stukgeslagen. Terwijl de menigte rondom mijn auto ons belaagde hoorde ik ook twee harde tikken op de voorruit bij de ruitenwissers. Die tikken met een hard voorwerp hebben twee zulke grote sterren in de voorruit geslagen dat die vervangen moet worden.

Dit alles is gebeurd terwijl de burgemeester en de politie er bovenop stonden en alles konden zien wat er gebeurde. Zij hebben het ‘recht op demonstreren’ zeker wel beschermd, maar zij hebben niet veel gedaan om ‘het recht op samenkomen’ te beschermen. De burgermeester was niet van plan om iets te doen om het illegaal verstoren van onze samenkomst te voorkomen. De politie heeft niet opgetreden toen onze samenkomst grof werd verstoord, toen een groep bezoekers van een lezing werden uitgescholden, bespuugd, geïntimideerd en bedreigd, toen ikzelf voor kindermoordenaar werd uitgemaakt, toen deze agressievelingen ons belaagden toen we naar buiten kwamen, toen ze rondom mijn auto het ons onmogelijk maakten om weg te komen, en ook niet toen mijn auto schade werd aangedaan. Ze waren in ieder geval gewelddadig richting mijn auto. Valt dat allemaal onder het demonstratierecht, zolang iemand maar niet fysiek geweld wordt aangedaan?

De beveiliging vroeg zich later ook af of er wel een vergunning voor deze zogenaamde ‘demonstratie’ was aangevraagd en of die daarom wel wettig was. Christenen voor Israël is in ieder geval niet van tevoren hierover ingelicht en iedereen werd verrast door dit alles. De ruimte die dit soort mensen in ons land wordt gegeven gaat veel te ver en daarom nemen ze steeds meer ruimte in, waarbij de grenzen en het recht van anderen worden overtreden. Deze meute kan de burgemeester en de politie bedanken voor wat hun werd toegestaan en heeft met een overwinningsgevoel tegen hen kunnen zeggen: ‘Tot de volgende keer!’

Ds. Oscar Lohuis

19 april 2025